Skip to content

gedachten op 4 mei

vlag halfstok


Mijn eerste studentenkamer buiten de campus van Uilenstede was in Amsterdam-Zuid. Een ruim vertrek in de mooiste wijk van de stad, want dat is deze wijk van de Amsterdamse School. Ik woonde in de Gerrit van der Veenstraat, vernoemd naar de kunstenaar-verzetsstrijder die onder meer een overval pleegde op het bevolkingsregister.  Een moedige daad die hij door verraad moest bekopen met zijn leven. Als eerbetoon werd de Euterpestraat na de oorlog naar hem vernoemd. Die oude naam had een bittere klank gekregen – het hoofdkantoor de SD stond er. Mensen werden er opgesloten en gemarteld en joodse onderduikers vanuit dit gebouw gedeporteerd naar Westerbork.

Het klinkt misschien gek, maar zoveel jaren na de oorlog ademt deze wijk nog steeds het verdriet uit van al die joodse gezinnen die hier ooit woonden en nooit terug kwamen. Op stille avonden, zoals nu in mei, lijkt het alsof de huizen uit willen schreeuwen: ‘waar zijn onze bewoners gebleven?’ Maar liefst 75.000 joden woonden er in Amsterdam. Kinderen die toen zijn weggevoerd zouden nu nog geleefd kunnen hebben, gewoon in deze wijk tussen ons in. Die leegte is nooit opgevuld, ook niet door nieuwe bewoners. Het verdriet van de shoah is nog tastbaar in de stad, ook op andere plekken.

Aan de gracht waar ik werk – de Nieuwe Keizersgracht, midden in de vooroorlogse Jodenbuurt – is een schaduwkade, recht tegenover de huizen waar joden zijn weggevoerd. Hun namen staan in de stenen opdat we ze nooit vergeten. Een paar huizen verderop zetelde de Joodse Raad, die meehielp – naïef of niet – Joodse Amsterdammers op transport te stellen. Aan die zelfde gracht woonde Ans van Dijk. Een joodse vrouw die opgepakt werd door de SD en in ruil voor haar vrijheid talloze lotgenoten verraadde. Ze is na de oorlog de enige vrouw in Nederland geweest die werd geëxecuteerd. In deze buurt komt het omstreden Holocaustmonument – 74 jaar na de bevrijding pas. Het moet op de plek komen waar nu een van de wrangste monumenten van Amsterdam staat. Een dankbetuiging van joodse overlevenden voor Amsterdammers die de joodse bevolking hebben geholpen tijdens de bezetting. Bij de onthulling in 1950 zei burgemeester d’Ailly dat het hem met ‘trots, maar ook met schaamte’ vervulde. 75 procent van de joodse stadsgenoten overleefde de oorlog niet. Ja, nog dagelijks is het verdriet van de oorlog voelbaar in Mokum.

Dit bericht heeft 0 reacties

Reageer

Back To Top